Posts tonen met het label La femme sauvage et la maîtresse-De wilde vrouw en het liefje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label La femme sauvage et la maîtresse-De wilde vrouw en het liefje. Alle posts tonen

woensdag 9 juli 2014

De wilde vrouw en het liefje

Werkelijk liefje, je vermoeit me mateloos en zonder genade. Te oordelen naar je zuchten lijkt het of je meer te verduren hebt dan aren lezende vrouwen van zestig en oude bedelaressen die korsten brood vergaren aan de deur van een kroeg!

Als er in je zuchten spijt doorklonk, zou je er nog enige eer mee inleggen, maar ze verraden slechts de verveling van het goede leven en de benauwenis van de rust. En uit je mond komen steeds maar onnutte woorden als: "Houd van me! Ik heb het zo nodig! Troost me hier, streel me daar!" Wacht, ik wil proberen je te genezen. Voor twee stuivers vinden we misschien een remedie, ergens op een kermis, zonder ver te hoeven gaan.

Laten we eens goed naar die stevige, ijzeren kooi kijken. Daarin rent een behaard monster heen en weer dat brult als een verdoemde en aan de tralies rukt als een orang-oetang die door de ballingschap tot het uiterste getergd is. Nu eens bootst het volmaakt de ronde sprongen van de tijger na, dan weer het domme waggelen van de ijsbeer. De gestalte van dit harige monster doet vaag aan de jouwe denken.

Dit monster is zo'n dier dat men gewoonlijk "Mijn engel!" noemt, dat wil zeggen een vrouw.* Het andere monster, dat daar oorverdovend schreeuwt met een stok in de hand, is een echtgenoot. Hij heeft zijn wettige vrouw als een beest aan de ketting gelegd en hij vertoont haar op kermissen in de buitenwijken, vanzelfsprekend met toestemming van de overheid.

Let nu goed op! Zie met welk een vraatzucht (en misschien wel niet geveinsd!) ze levende konijnen en krijsend gevogelte verslindt die haar oppasser haar toewerpt. "Vooruit," zegt hij, "je moet er niet alles in één dag doorheen jagen." En na deze wijze woorden rukt hij haar ruw haar prooi uit handen. De slierten ingewanden blijven nog een moment hangen aan de tanden van het wilde beest, van de vrouw bedoel ik.

Vooruit! Een slag met de stok om haar te kalmeren, want haar ogen werpen verschrikkelijk begerige blikken naar het voedsel dat van haar is weggenomen. Grote God! Die stok is niet van het soort dat je in komedies gebruikt; hoorde je de slagen in het vlees weerklinken, ondanks haar valse beharing? Haar ogen puilen nu dan ook uit haar hoofd, ze brult natuurlijker. In haar razernij slaan de vonken van haar af, zoals van ijzer dat men smeedt.

Zo zijn de echtelijke gewoonten van deze twee afstammelingen van Adam en Eva, dit werk uwer handen, o mijn God! Die vrouw is zonder twijfel ongelukkig, hoewel het prikkelend genot van de roem haar, achteraf bezien, misschien niet onbekend is. Er is ongeluk dat hopelozer is en waar niets tegenover staat, maar in de wereld waarin zij terechtgekomen is, heeft ze nooit reden gehad te denken dat de vrouw een ander lot verdiende.

Nu terug naar ons, mijn precieuze liefje! Wat moet ik, gezien alle hellen die je op aarde tegenkomt, nog vinden van jouw mooie hel, waarin je slechts rust op stoffen die even zacht zijn als je huid en je alleen maar gebraden vlees eet dat een handige dienstknecht voor je in stukken snijdt?

Wat zeggen mij al die kleine zuchten die je geurige boezem doen zwellen, rondborstige verleidster? En al die aanstellerij die je uit boeken leerde en die onvermoeibare melancholie die bij de toeschouwer een heel ander gevoel wil oproepen dan medelijden? Heus, soms krijg ik zin om je eens te leren wat werkelijke ellende is.

Als ik je zo zie, mijn delicate schoonheid, je voeten in de modder en je blik wazig naar de hemel gericht als om daar een koning te vragen, dan lijk je op een jonge kikker die om het volmaakte roept. Maar als je geen waardering opbrengt voor de kleine bintbalk (en dat ben ik, dat weet je best), pas dan op voor de kraanvogel die je zal opeten, je zal opslokken, en je met plezier zal doden! *

Ik mag dan dichter zijn, maar ik ben toch niet zo onnozel als jij wel denkt, en wanneer je me te vaak vermoeit met je precieuze geklaag, zal ik je behandelen als wilde vrouw of je het raam uitsmijten als een lege fles.'

Noten
een vrouw: In de negentiende eeuw was de vertoning van een wilde vrouw een veel voorkomende attractie op kermissen en jaarmarkten.
Maar als je geen waardering opbrengt voor de kleine bintbalk: Verwijzing naar de fabel van La Fontaine De kikkers die een koning vragen. De kikkers zijn ontevreden met de democratie en vragen om een koning. Zij krijgen een goedmoedige vorst in de vorm van een kleine bintbalk. Als ze dan nog ontevreden zijn, maakt deze vorst plaats voor een kraanvogel die hen verslindt.


La femme sauvage
Et la petite-maîtresse

"Vraiment, ma chère, vous me fatiguez sans mesure et sans pitié; on dirait, à vous entendre soupirer, que vous souffrez plus que les glaneuses sexagénaires et que les vieilles mendiantes qui ramassent des croûtes de pain à la porte des cabarets.

Si au moins vos soupirs exprimaient le remords, ils vous feraient quelque honneur; mais ils ne traduisent que la satiété du bien-être et l'accablement du repos. Et puis, vous ne cessez de vous répandre en paroles inutiles: "Aimez-moi bien! J’en ai tant besoin! Consolez-moi par-ci, caressez-moi par-là!" Tenez, je veux essayer de vous guérir; nous en trouverons peut-être le moyen, pour deux sols, au milieu d'une fête, et sans aller bien loin.

Considérons bien, je vous prie, cette solide cage de fer derrière laquelle s'agite, hurlant comme un damné, secouant les barreaux comme un orang-outang exaspéré par l'exil, imitant, dans la perfection, tantôt les, bonds circulaires du tigre, tantôt les dandinements stupides de l'ours blanc, ce monstre poilu dont la forme imite assez vaguement la vôtre.

Ce monstre est un de ces animaux qu'on appelle généralement "mon ange!", c'est-à-dire une femme. L'autre monstre, celui qui crie à tue-tête, un bâton à la main, est un mari. Il a enchaîné sa femme légitime comme une bête, et il la montre dans les faubourgs, les jours de foire, avec permission des magistrats, cela va sans dire.

Faites bien attention! Voyez avec quelle voracité (non simulée peut-être !) elle déchire des lapins vivants et des volailles piaillantes que lui jette son cornac. "Allons, dit-il, il ne faut pas manger tout son bien en un jour", et, sur cette sage parole, il lui arrache cruellement la proie, dont les boyaux dévidés restent un instant accrochés aux dents de la bête féroce, de la femme, veux-je dire.

Allons! un bon coup de bâton pour la calmer! car elle darde des yeux terribles de convoitise sur la nourriture enlevée. Grand Dieu! le bâton n'est pas un bâton de comédie, avez-vous entendu résonner la chair, malgré le poil postiche? Aussi les yeux lui sortent maintenant de la tête, elle hurle plus naturellement! Dans sa rage, elle étincelle tour entière, comme le fer qu'on bat.

Telles sont les mœurs conjugales de ces deux descendants d'Eve et d'Adam, ces œuvres de vos mains, o mon Dieu! Cette femme est incontestablement malheureuse, quoique après tout, peut-être, les jouissances titillantes de la gloire ne lui soient pas inconnues. Il y a des malheurs plus irrémédiables, et sans compensation. Mais dans le monde où elle a été jetée, elle n'a jamais pu croire que la femme méritât une autre destinée.

Maintenant, à nous deux, chère précieuse! A voir les enfers dont le monde est peuplé, que voulez-vous que je pense de votre joli enfer, vous qui ne reposez que sur des étoffes aussi douces que votre peau, qui ne mangez que de la viande cuite, et pour qui un domestique habile prend soin de découper les morceaux?

Et que peuvent signifier pour moi tous ces petits soupirs qui gonflent votre poitrine parfumée, robuste coquette ? Et toutes ces affectations apprises dans les livres, et cette infatigable mélancolie, faite pour inspirer au spectateur un tout autre sentiment que la pitié? En vérité, il me prend quelquefois envie de vous apprendre ce que c’est que le vrai malheur.

A vous voir ainsi, ma belle délicate, les pieds dans la fange et les yeux tournés vaporeusement vers le ciel, comme pour lui demander un roi, on dirait vraisemblablement une jeune grenouille qui invoquerait l'idéal. Si vous méprisez le soliveau (ce que je suis maintenant, comme vous savez bien), gare la grue qui vous croquera, vous gobera et vous tuera à son plaisir!

Tant poète que je sois, je ne suis pas aussi dupe que vous voudriez le croire, et si vous me fatiguez trop souvent de vos précieuses pleurnicheries, je vous traiterai en femme sauvage, ou je vous jetterai par la fenêtre, comme une bouteille vide. '