Posts tonen met het label Le crépuscule du soir-Avondschemering. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Le crépuscule du soir-Avondschemering. Alle posts tonen

woensdag 9 juli 2014

Avondschemering

De avond valt. Een diepe rust daalt neer in de arme, door het dagelijks werk vermoeide geesten, en hun gedachten nemen op dit uur de tere en onbestemde kleuren van de schemering aan.
Toch klinkt boven van de berg tot aan mijn balkon een luid geschreeuw door de heldere avondlucht. Het is een massa onsamenhangende kreten die door de ruimte worden omgevormd tot een naargeestige eenstemmigheid, zoals bij een opkomend getij of een opstekende storm.

Wie zijn die ongelukkigen aan wie de avond geen rust brengt en die, zoals uilen, de komst van de nacht beschouwen als de oproep tot een heksensabbat? Dit onheilspellende gehuil komt uit het zwarte gesticht boven op de berg. Als ik 's avonds zit te roken en de rust beschouw van de onmetelijke vallei, die bezaaid is met huizen waarvan ieder venster zegt: 'Op dit uur heerst hier de vrede en de vreugde van het gezin!' kan ik, wanneer de wind van daarboven komt, mijn verbaasde geest wiegen op deze imitatie van de klanken der hel.

De schemering windt krankzinnigen op. - Ik herinner me dat ik twee vrienden had die door de schemering geheel van streek raakten. Een van hen vergat dan alle regels van vriendschap en fatsoen en ging als een wilde tekeer tegen de eerste de beste die op zijn weg kwam. Ik heb eens gezien dat hij een ober een heerlijk bereide kip naar het hoofd smeet, omdat hij er een of ander raadselachtig teken in dacht te zien dat beledigend voor hem was. De avond, die voorloper van intens genot, bedierf voor hem de smakelijkste dingen.

De andere vriend, een gekwetste en ambitieuze man, werd naarmate de dag ten einde liep bitser, somberder en boosaardiger. Overdag was hij nog toegeeflijk en sociaal, maar 's avonds was hij meedogenloos, en zijn woeste schemeringswaanzin richtte zich niet alleen op anderen, maar ook op hemzelf.

De eerste stierf krankzinnig, niet meer in staat zijn vrouw en kind te herkennen; de tweede draagt de onrust van een levenslange malaise met zich mee, en ook al zou hij alle eerbewijzen ontvangen die republieken en vorsten maar kunnen toekennen, dan nog geloof ik dat de schemering in hem het brandend verlangen naar denkbeeldige onderscheidingen zou wakker roepen. De nacht die zijn duisternis in hun geest verspreidde, brengt licht in de mijne, en hoewel het wel vaker gebeurt dat men uit een en dezelfde oorzaak twee tegengestelde gevolgen ziet voortkomen, intrigeren en verontrusten deze zaken me altijd.

O nacht! O verkwikkende duisternis! Je bent voor mij de oproep tot een innerlijk feest, de bevrijding van de angst! In de eenzaamheid van de vlakten, in de stenige labyrinten van een grote stad ben jij, met je flonkering van sterren en explosie van lantaarnlicht, het vuurwerk van de godin Vrijheid!

Avondschemering, wat ben je zacht en teer! De roze schijnsels van het licht dat nog draalt aan de einder, waar de dag wegsterft onder de zegevierende greep van de nacht, het licht van de lantaarns dat matrode vlekken werpt op de laatste pracht van de ondergaande zon, de zware draperieën die een onzichtbare hand uit de diepten van het oosten trekt: dit alles bootst de complexe gevoelens na die in het hart van de mens strijd leveren tijdens de plechtige uren van het leven.

Ook lijkt de schemering wel op die merkwaardige jurken van danseressen, waarbij je door een donkere gazen stof de gedempte pracht ziet van een schitterende rok, zoals onder het duistere heden het heerlijke verleden doorschijnt. En de flonkerende gouden en zilveren sterren waarmee die rok is bezaaid, stellen het vuur van de verbeelding voor, dat slechts goed ontvlamt in de diepe rouw van de Nacht.




Le crépuscule du soir

Le jour tombe. Un grand apaisement se fait dans les pauvres esprits fatigués du labeur de la journée; et leurs pensées prennent maintenant les couleurs tendres et indécises du crépuscule.

Cependant du haut de la montagne arrive à mon balcon, à travers les nues transparentes du soir, un grand hurlement, composé d'une foule de cris discordants, que l'espace transforme en une lugubre harmonie, comme celle de la marée qui monte ou d'une tempête qui s'éveille.

Quels sont les infortunés que le soir ne calme pas, et qui prennent, comme les hiboux, la venue de la nuit pour un signal de sabbat? Cette sinistre ululation nous arrive du noir hospice perché sur la montagne; et, le soir, en fumant et en contemplant le repos de l'immense vallée, hérissée de maisons dont chaque fenêtre dit: 'C'est ici la paix maintenant; c'est ici la joie de la famille!’ je puis, quand le vent souffle de là-haut, bercer ma pensée étonnée à cette imitation des harmonies de l'enfer.

Le crépuscule excite les fous. — Je me souviens que j'ai eu deux amis que le crépuscule rendait tout malades. L'un méconnaissait alors tous les rapports d'amitié et de politesse, et maltraitait, comme un sauvage, le premier venu. Je l'ai vu jeter à la tête d'un maître d'hôtel un excellent poulet, dans lequel il croyait voir je ne sais quel insultant hiéroglyphe. Le soir, précurseur des voluptés profondes, lui gâtait les choses les plus succulentes.

L'autre, un ambitieux blessé, devenait, à mesure que le jour baissait, plus aigre, plus sombre, plus taquin. Indulgent et sociable encore pendant la journée, il était impitoyable le soir; et ce n'était pas seulement sur autrui, mais aussi sur lui-même, que s'exerçait rageusement sa manie crépusculeuse.

Le premier est mort fou, incapable de reconnaître sa femme et son enfant; le second porte en lui l'inquiétude d'un malaise perpétuel, et fût-il gratifié de tous les honneurs que peuvent conférer les républiques et les princes, je crois que le crépuscule allumerait encore en lui la brûlante envie de distinctions imaginaires. La nuit, qui mettait ses ténèbres dans leur esprit, fait la lumière dans le mien; et, bien qu'il ne soit pas rare de voir la même cause engendrer deux effets contraires, j'en suis toujours comme intrigué et alarmé.

O nuit! ô rafraichissantes ténèbres! vous êtes pour moi le signal d'une fête intérieure, vous êtes la délivrance d'une angoisse! Dans la solitude des plaines, dans les labyrinthes pierreux d'une capitale, scintillement des étoiles, explosion des lanternes, vous êtes le feu d'artifice de la déesse Liberté!

Crépuscule, comme vous êtes doux et tendre! Les lueurs roses qui traînent encore à l'horizon comme l'agonie du jour sous l'oppression victorieuse de sa nuit les feux des candélabres qui font des taches d'un rouge opaque sur les dernières gloires du couchant, les lourdes draperies qu'une main invisible attire des profondeurs de l'Orient, imitent tous les sentiments compliqués qui luttent dans le cœur de l'homme aux heures solennelles de la vie.

On dirait encore une de ces robes étranges de danseuses, où une gaze transparente et sombre laisse entrevoir les splendeurs amorties d'une jupe éclatante, comme sous le noir présent transperce le délicieux passé; et les étoiles vacillantes d'or et d'argent, dont elle est semée, représentent ces feux de la fantaisie qui ne s'allument bien que sous le deuil profond de la Nuit.