Ieder van hen droeg op zijn rug een kolossale,
monsterachtige Schim, die even zwaar was als een zak meel of kolen, of als de
uitrusting van een Romeinse voetknecht.
Maar het monsterlijke beest was geen levenloze last;
integendeel, met zijn soepele en krachtige spieren omvatte het de mensen en
drukte hen terneer. Met zijn grote klauwen haakte het zich aan de borst van
zijn rijdier vast en zijn fabelachtige kop stond op het hoofd van de mens als
zo'n afschrikwekkende helm die krijgslieden in vroeger tijd gebruikten om de
vijand angst in te boezemen.
Ik sprak een van deze mensen aan en vroeg hem waar zij
op die manier heen gingen. Hij antwoordde dat zij dat geen van allen wisten,
maar dat ze natuurlijk ergens heen gingen, want ze werden gedreven door een
onweerstaanbare behoefte voort te gaan.
Opmerkelijk hierbij was dat geen van die reizigers zich
druk leek te maken over het wrede beest dat om zijn nek hing en aan zijn rug
kleefde. Je kreeg de indruk dat zij het als een deel van zichzelf beschouwden.
Geen van deze vermoeide, ernstige gezichten drukte enige wanhoop uit. Onder de
melancholieke hemelkoepel gingen ze voort, terwijl hun voeten wegzonken in het
stof van een bodem die even troosteloos was als de hemel daarboven en hun
gezichten de berusting uitdrukten van hen die veroordeeld zijn om altijd te blijven
hopen.
En de stoet trok aan mij voorbij en zonk weg achter de
horizon, daar waar het ronde oppervlak van de planeet zich onttrekt aan de
nieuwsgierige blikken van de mens.
Gedurende enige ogenblikken probeerde ik hardnekkig dit
mysterie te begrijpen, maar al spoedig overviel me een onweerstaanbare
Onverschilligheid en ik werd daardoor meer neergedrukt dan zij door hun
verpletterende Hersenschimmen.
Noot
De oorspronkelijke titel van dit gedicht is 'Chacun sa chimère'. Baudelaire
combineert in het woord chimère de moderne betekenis van hersenschim met de
originele betekenis van mythologisch monster (Lat. chimaera). Deze dubbele
betekenis is niet in één Nederlands woord weer te geven.
Baudelaire hield van de fantastische kunst van Goya.
Dit prozagedicht is waarschijnlijk geïnspireerd door de gravure Tu que no puedes, waarop mensen
voortstrompelen onder het gewicht van monsterachtige ezels met half menselijke
koppen. Goya had hiermee een politieke bedoeling: hij beeldt uit hoe het
Spaanse volk gebukt ging onder het juk van incapabele en domme bestuurders. De
mensen zijn veroordeeld tot het dragen van ezels. Baudelaire geeft de metafoor
meer existentiële dimensies.
Chacun sa chimère
Sous un grand ciel gris, dans une grande plaine
poudreuse, sans chemins, sans gazon, sans un chardon, sans une ortie, je
rencontrai plusieurs hommes qui marchaient courbés.
Chacun d'eux portait sur son dos une énorme Chimère,
aussi lourde qu'un sac de farine ou de charbon, ou le fourniment d'un fantassin
romain.
Mais la monstrueuse bête n'était pas un poids inerte; au
contraire, elle enveloppait et opprimait l'homme de ses muscles élastiques et
puissants; elle s'agrafait avec ses deux vastes griffes à la poitrine de sa
monture; et sa tête fabuleuse surmontait le front de l'homme, comme un de ces
casques horribles par lesquels les anciens guerriers espéraient ajouter à la
terreur de l'ennemi.
Je questionnai l'un de ces hommes, et je lui demandai ou
ils allaient ainsi. Il me répondit qu'il n'en savait rien, ni lui, ni les
autres; mais qu'évidemment ils allaient quelque part, puisqu'ils étaient
poussés par un invincible besoin de marcher.
Chose curieuse à noter : aucun de ces voyageurs n'avait
l'air irrité contre la bête féroce suspendue à son cou et collée à son dos; on
eût dit qu'il la considérait comme faisant partie de lui-même. Tous ces visages
fatigués et sérieux ne témoignaient d'aucun désespoir; sous la coupole
spleenétique du ciel, les pieds plongés dans la poussière d'un sol aussi désolé
que ce ciel, ils cheminaient avec la physionomie résignée de ceux qui sont
condamnés à espérer toujours.