Eindelijk is het me vergund me te ontspannen en me
onder te dompelen in de duisternis! Eerst de sleutel twee keer omgedraaid. Het
lijkt of dit vergrendelen van de deur mijn eenzaamheid vergroot en de
barricaden die me nu nog van de wereld scheiden, versterkt.
Afschuwelijk leven! Afschuwelijke stad! Laten we de dag
eens samenvatten: een aantal letterkundigen gezien van wie er een mij vroeg of
je over land naar Rusland kon gaan (hij dacht waarschijnlijk dat Rusland een eiland
was); volop geruzied met de uitgever van een tijdschrift, die op iedere
tegenwerping antwoordde: 'Hier hebben we met fatsoenlijke mensen te doen', wat
inhoudt dat alle andere bladen door schurken geredigeerd worden; zo'n twintig
mensen begroet, van wie ik er vijftien niet kende; evenveel handen geschud,
zonder dat ik ervoor had gezorgd handschoenen te kopen; om de tijd te doden
tijdens een regenbui bij een hoertje binnengewipt, dat me vroeg haar een
Venustre*-kostuum te tekenen; het hof gemaakt aan een theaterdirecteur, die ten
afscheid zei: 'U doet er misschien goed aan u tot Z... te wenden. Dat is de meest
lompe, zotte en beroemde van al mijn auteurs en met hem zou u misschien tot
iets kunnen komen. Ga bij hem langs en dan zien we wel verder'; opgeschept
(waarom?) over enkele gemene daden die ik nooit beging en lafhartig enkele
andere streken die ik met vreugde uithaalde, ontkend, een overtreding uit
bravoure, een inbreuk op het menselijk fatsoen; aan een vriend een gemakkelijk
te verlenen dienst geweigerd en een schriftelijke aanbeveling verstrekt aan een
volslagen dwaas; hè, hè! is het eindelijk afgelopen?
Ontevreden over iedereen en ontevreden over mezelf zou
ik in de stilte en de eenzaamheid van de nacht mijn waardigheid en mijn trots
een beetje willen terugvinden. Zielen van hen die ik heb liefgehad, zielen van
hen die ik heb bezongen, verleen mij steun en sterkte, houd ver van mij de
leugen en de verderfelijke bedwelming van deze wereld, en U, Heer mijn God,
verleen mij de genade enkele mooie verzen te schrijven die me bewijzen dat ik
niet de minste der mensen ben, niet minder dan hen die ik veracht.
Noot
Enfin! seul! On n'entend plus que le roulement de
quelques fiacres attardés et éreintés. Pendant quelques heures, nous
posséderons le silence, sinon le repos. Enfin! la tyrannie de la face humaine a
disparu, et je ne souffrirai plus que par moi-même.
Enfin! il m'est donc permis de me délasser dans un bain
de ténèbres! D'abord, un double tour à la serrure. Il me semble que ce tour de
clef augmentera ma solitude et fortifiera les barricades qui me séparent
actuellement du monde.
Horrible vie! Horrible ville! Récapitulons la journée:
avoir vu plusieurs hommes de lettres, dont l'un m'a demandé si l'on pouvait
aller en Russie par voie de terre (il prenait sans doute la Russie pour une
île); avoir disputé généreusement contre le directeur d'une revue, qui à chaque
objection répondait: 'C'est ici le parti des honnêtes gens', ce qui implique
que tous les autres journaux sont rédigés par des coquins; avoir salué une
vingtaine de personnes, dont quinze me sont inconnues; avoir distribué des
poignées de main dans la même proportion, et cela sans avoir pris la précaution
d'acheter des gants; être monté pour tuer le temps, pendant une averse, chez
une sauteuse qui m'a prié de lui dessiner un costume de Venustre ; avoir fait
ma cour à un directeur de théâtre, qui m'a dit en me congédiant: — 'Vous feriez
peut-être bien de vous adresser à Z....; c'est le plus lourd, le plus sot et le
plus célèbre de tous mes auteurs, avec lui vous pourriez peut-être aboutir à
quelque chose. Voyez-le, et puis nous verrons) m'être vanté (pourquoi?) de
plusieurs vilaines actions que je n'ai jamais commises, et avoir lâchement nié
quelques autres méfaits que j'ai accomplis avec joie, délit de fanfaronnade,
crime de respect humain; avoir refusé à un ami un service facile, et donné une
recommandation écrite à un parfait drôle; ouf. est-ce bien fini?
Mécontent de tous et mécontent de moi, je voudrais bien
me racheter et m enorgueillir un peu dans le silence et la solitude de la nuit.
Ames de ceux que j'ai aimés, âmes de ceux que j’ai chantés, fortifiez-moi,
soutenez-moi, éloignez de moi le mensonge et les vapeurs corruptrices du monde,
et vous, Seigneur mon Dieu! accordez-moi la grâce de produire quelques beaux
vers qui me prouvent à moi-même que je ne suis pas le dernier des hommes, que
je ne suis pas inférieur à ceux que je méprise!