Posts tonen met het label Les dons des feés-De gaven der feeën. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Les dons des feés-De gaven der feeën. Alle posts tonen

woensdag 9 juli 2014

De gaven der feeën

De Feeën waren in grote vergadering bijeen om over te gaan tot de verdeling der gaven onder alle jonggeborenen van de laatste vierentwintig uur.

Al die antieke en grillige Zusters van het Lot, al die zonderlinge Moeders van de vreugde en de smart waren onderling heel verschillend: sommigen leken somber en zuur, anderen speels en ondeugend; sommigen waren jong en waren altijd jong geweest; anderen waren oud en waren altijd oud geweest.

Alle vaders die in Feeën geloven waren gekomen, ieder met zijn jonggeborene in de armen.

De Gaven, de Eigenschappen, de goede Kansen, de onoverwinnelijke Omstandigheden lagen naast het hof opgestapeld, zoals prijzen op een podium bij een prijsuitreiking. Het bijzondere in deze zaak was dat de Gaven niet de beloning voor een inspanning waren, maar een gunst, verleend aan iemand die nog niet geleefd had, een gunst die zijn lot kon bepalen en evenzeer de bron van zijn ongeluk als van zijn geluk kon worden.

De arme Feeën hadden het heel druk, want de menigte aanvragers was groot en de middenwereld die tussen de mens en God is geplaatst, is evenals wij onderworpen aan de verschrikkelijke wet van de Tijd met zijn eindeloze rij nazaten als de Dagen, de Uren, de Minuten en de Seconden.

In werkelijkheid waren ze even opgewonden als ministers op een zittingsdag of als medewerkers van de lommerd wanneer op een nationale feestdag gelegenheid wordt gegeven panden gratis terug te halen. Ik geloof zelfs dat ze zo nu en dan een ongeduldige blik op de klok wierpen zoals menselijke rechters die, als de zitting al vanaf 's morgens aan de gang is, niet kunnen nalaten te denken aan de avondmaaltijd, hun gezin en hun dierbare pantoffels. Als in de bovennatuurlijke rechtspraak haast en toeval al een rol spelen, moeten we niet verbaasd zijn dat dit soms ook het geval is in de menselijke rechtspraak. Zouden wij zelf in zo'n geval ook geen onrechtvaardige rechters zijn?

Er werden die dag dan ook enkele blunders begaan die men vreemd zou kunnen noemen, als men ervan uitgaat dat niet grilligheid, maar bedachtzaamheid het eeuwige kenmerk der Feeën is.

Zo werd het vermogen om met magnetische kracht fortuin aan te trekken toegewezen aan de enige erfgenaam van een zeer rijke familie. Daar hij niet begiftigd was met enige zin voor liefdadigheid, noch met enige begeerte naar de meer uiterlijke goede dingen van dit leven, zou hij zich later absoluut geen raad weten met zijn miljoenen.

En zo gingen de liefde voor het Schone en het dichterlijk Vermogen naar de zoon van een steenhouwer, een naargeestige armoedzaaier, die de eigenschappen van zijn beklagenswaardige nageslacht op geen enkele manier kon helpen ontplooien, noch aan zijn behoeften tegemoetkomen.

Ik heb nog vergeten u te zeggen dat er bij de uitdeling tijdens die plechtige gelegenheden geen beroep mogelijk is en dat geen enkele gave mag worden geweigerd.

Toen er geen enkel geschenk meer over was, geen enkele gulle gave om dat onbenullige volk nog toe te werpen, stonden alle Feeën op in de overtuiging dat hun moeilijke taak volbracht was. Op dat moment stond een eenvoudige man op, een arme kleine middenstander, vermoed ik, en terwijl hij de Fee die het dichtst bij hem was aan haar kleed van veelkleurige nevels trok, riep hij uit: 'Hé, mevrouw, u vergeet ons! Mijn kind er is ook nog! Ik kom hier niet voor niets.'

De Fee voelde zich terecht in verlegenheid gebracht, want er was niets meer over. Ze herinnerde zich echter juist op tijd een wet die, hoewel bekend, zelden werd toegepast in de bovennatuurlijke wereld van Feeën, Gnomen, Vuurgeesten, Sylfiden, Sylfen, Waterduivels, Watergeesten en Waternimfen, die ongrijpbare godheden die bevriend zijn met de mens en dikwijls genoodzaakt zijn zich aan zijn hartstochten aan te passen, - ik bedoel de wet die aan Feeën in gevallen als deze, dat wil zeggen het geval waarin alle prijzen vergeven zijn, de bevoegdheid verleent om bij hoge uitzondering nog een extra schenking te doen, mits ze over voldoende fantasie beschikken om onmiddellijk iets te bedenken.

Dus antwoordde de goede Fee met een koelbloedigheid haar stand waardig: 'Ik geef je zoon... ik geef hem., de Gave om te behagen!'

Maar behagen, hoe bedoelt u dat? Behagen...? Waarom behagen?' was de koppige reactie van de kleine winkelier, wiens ongetwijfeld alledaagse manier van redeneren niet in staat was de hogere logica van het Absurde te bevatten.

'Waarom? Daarom!' reageerde de Fee vertoornd en ze keerde hem de rug toe. Toen ze zich bij de stoet van haar gezellinnen voegde, zei ze: 'Wat vinden jullie van die verwaande kleine Fransman die alles wil begrijpen en die, terwijl hij voor zijn zoon de beste prijs heeft gekregen, het nog waagt om vragen te stellen en het Onbetwistbare te betwisten?'



Les dons des fées

C'était grande assemblée des Fées, pour procéder à la répartition des dons parmi tous les nouveau-nés, arrivés à la vie depuis vingt-quatre heures.

Toutes ces antiques et capricieuses Sœurs du Destin, toutes ces Mères bizarres de la joie et de la douleur, étaient fort diverses : les unes avaient l'air sombre et rechigné, les autres, un air folâtre et malin; les unes, jeunes, qui avaient toujours été jeunes; les autres, vieilles, qui avaient toujours été vieilles.

Tous les pères qui ont foi dans les Fées étaient venus, chacun apportant son nouveau-né dans ses bras.

Les Dons, les Facultés, les bons Hasards, les Circonstances invincibles, étaient accumulés à côté du tribunal, comme les prix sur l'estrade, dans une distribution de prix. Ce qu'il y avait ici de particulier, c'est que les Dons n'étaient pas la récompense d'un effort, mais tout au contraire une grâce accordée à celui qui n'avait pas encore vécu, une grâce pouvant déterminer sa destinée et devenir aussi bien la source de son malheur que de son bonheur.

Les pauvres Fées étaient très affairées; car la foule des solliciteurs était grande, et le monde intermédiaire, placé entre l'homme et Dieu, est soumis comme nous à la terrible loi du Temps et de son infinie postérité, les jours, les Heures, les Minutes, les Secondes.

En vérité, elles étaient aussi ahuries que des ministres un jour d'audience, ou des employés du Mont-de-Piété quand une fête nationale autorise les dégagements gratuits. Je crois même quelles regardaient de temps à autre l'aiguille de l'horloge avec autant d'impatience que des juges humains qui, siégeant depuis le matin, ne peuvent s'empêcher de rêver au diner, à la famille et à leurs chères pantoufles. Si, dans la justice surnaturelle, il y a un peu de précipitation et de hasard, ne nous étonnons pas qu'il en soit de même quelquefois dans la justice humaine. Nous serions nous-mêmes, en ce cas, des juges injustes.

Aussi furent commises ce jour-là quelques bourdes qu'on pourrait considérer comme bizarres, si la prudence, plutôt que le caprice, était le caractère distinctif, éternel des Fées.

Ainsi la puissance d'attirer magnétiquement la fortune fut adjugée à l'héritier unique d'une famille très riche, qui, n'étant doué d'aucun sens de charité, non plus que d'aucune convoitise pour les biens les plus visibles de la vie, devait se trouver plus tard prodigieusement embarrassé de ses millions.

Ainsi furent donnés l'amour du Beau et la Puissance poétique au fis d'un sombre gueux, carrier de son état, qui ne pouvait, en aucune façon, aider les facultés, ni soulager les besoins de sa déplorable progéniture.

J'ai oublié de vous dire que la distribution, en ces cas solennels, est sans appel, et qu'aucun don ne peut être refusé.

Toutes les Fées se levaient, croyant leur corvée accomplie; car il ne restait plus aucun cadeau, aucune largesse à jeter à tout ce fretin humain, quand un brave homme, un pauvre petit commerçant, je crois, se leva, et empoignant par sa robe de vapeurs multicolores la Fée qui était le plus à sa portée, s'écria: Eh! Madame! vous nous oubliez! Il y a encore mon petit! Je ne veux pas être venu pour rien. '

La Fée pouvait être embarrassée; car il ne restait plus rien. Cependant elle se souvint à temps d'une loi bien connue, quoique rarement appliquée, dans le monde surnaturel, habité par ces déités impalpables, amies de l'homme, et souvent contraintes de s'adapter à ses passions, telles que les Fées, les Gnomes, les Salamandres, les Sylphides, les Sylphes, les Nixes, les Ondins et les Ondines, — je veux parler de la loi qui concède aux Fées, dans un cas semblable à celui-ci, c'est-à-dire le cas d'épuisement des lots, la faculté d'en donner encore un, supplémentaire et exceptionnel, pourvu toutefois qu'elle ait l'imagination suffisante pour le créer immédiatement.

Donc la bonne Fée répondit, avec un aplomb digne de son rang: 'Je donne à ton fils.., je lui donne... le Don de plaire!'

'Mais plaire comment? plaire...? plaire pourquoi?' demanda opiniâtrement le petit boutiquier, qui était sans doute un de ces raisonneurs si communs, incapable de s'élever jusqu'à la logique de l'Absurde.

'Parce quel parce quel' répliqua la Fée courroucée, en lui tournant le dos; et rejoignant le cortège de ses compagnes, elle leur disait: 'Comment trouvez-vous ce petit Français vaniteux, qui veut tout comprendre, et qui ayant obtenu pour son fils le meilleur des lots, ose encore interroger et discuter l'indiscutable?'