Op een dag bemerkte een missionaris, terwijl hij een
wandeling maakte in de buitenwijken van Nanking, dat hij zijn horloge vergeten
had. Hij vroeg toen aan een kleine jongen hoe laat het was.
Het kind uit het Hemelse Rijk aarzelde eerst, maar toen
bedacht het zich en antwoordde: 'Ik zal het u zo zeggen.' Enkele ogenblikken
later kwam de jongen terug met een grote kat in zijn armen. Hij keek hem
zogezegd recht in de ogen en verklaarde zonder enige aarzeling: 'Het is bijna
twaalf uur.' En dat was juist.*
En ik, op mijn beurt, als ik mij buig naar mijn schone
Féline,* die haar naam met zoveel ere draagt, die het sieraad van haar geslacht
is, de trots van mijn hart en het parfum voor mijn geest, dan zie ik, of het nu
dag is of nacht, in het volle licht of in het ondoorgrondelijke duister, diep
in haar aanbiddelijke ogen altijd precies hoe laat het is. Het is steeds
dezelfde tijd, een tijd die weids en plechtig en groot is als de ruimte, zonder
verdeling in minuten of seconden, - een roerloze tijd die niet op klokken wordt
aangegeven, en toch licht is als een ademtocht, snel als een oogopslag.
En als de een of andere onverlaat me zou komen storen
terwijl mijn blik op deze verrukkelijke wijzerplaat rust, als een kwade of
onverdraagzame Genius, een Demon van de tegentijd me zou komen zeggen: 'Waar
kijk je toch met zoveel aandacht naar, zie je daar de tijd, jij sterveling die
je leven verknoeit en voor niets wil deugen?', dan zou ik zonder aarzelen
antwoorden: 'Ja, ik zie de tijd, het is de Eeuwigheid!'
Noot
Enkele ogenblikken
later (...) juist: Anekdote, ontleend aan de bekende studie L'Empire chinois (1854) van pater
Evariste Régis Huc.
Féline: Een
exemplaar van de tweede uitgave van Les
Fleurs du Mal bevat de mysterieuze opdracht: Aan mijn geliefde Féline, Ch.
Baudelaire.'
L'horloge
Les Chinois voient l'heure dans l'œil des chats.
Un jour un missionnaire, se promenant dans la banlieue de
Nankin, s'aperçut qu'il avait oublié sa montre, et demanda à un petit garçon
quelle heure il était.
Le gamin du céleste Empire hésita d'abord; puis, se
ravisant, il répondit: Je vais vous le dire. 'Peu d'instants après, il reparut,
tenant dans ses bras un fort gros chat, et le regardant, comme on dit, dans le
blanc des yeux, il affirma sans hésiter: 'Il n'est pas encore tout à fait midi.
' Ce qui était vrai.
Pour moi, si je me penche vers la belle Féline, la si
bien nommée, qui est à la fois l'honneur de son sexe, l'orgueil, de mon cœur et
le parfum de mon esprit, que ce soit la nuit, que ce soit le jour, dans la
pleine lumière ou dans l'ombre opaque, au fond de ses yeux adorables je vois
toujours l'heure distinctement, toujours la même, une heure vaste, solennelle,
grande comme l'espace, sans divisions de minutes ni de secondes, — une heure
immobile qui n'est pas marquée sur les horloges, et cependant légère comme un
soupir, rapide comme un coup d'œil.
Et si quelque importun venait me déranger pendant que mon
regard repose sur ce délicieux cadran, si quelque Génie malhonnête et
intolérant, quelque Démon du contretemps venait me dire: 'Que regardes-tu là
avec tant de soin? Que cherches-tu dans les yeux de cet être? Y vois-tu
l'heure, mortel prodigue et fainéant?’ je répondrais sans hésiter 'Oui, je vois
l'heure; il est l'Eternité!'
N'est-ce pas, madame, que voici un madrigal vraiment
méritoire, et aussi emphatique que vous-même? En vérité, j'ai eu tant de
plaisir à broder cette prétentieuse galanterie, que je ne vous demanderai rien
en échange.