Posts tonen met het label Le mauvais vitrier-De slechte glazenmaker. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Le mauvais vitrier-De slechte glazenmaker. Alle posts tonen

woensdag 9 juli 2014

De slechte glazenmaker

Er zijn naturen die zuiver beschouwend van aard zijn en volkomen ongeschikt voor handelen, maar die, door een mysterieuze en onbekende impuls gedreven, een enkele keer tot actie overgaan met een snelheid waartoe ze zichzelf niet in staat hadden geacht.

Zo zijn er mensen die een uur lang lafhartig voor de deur van hun huisbewaarder dralen zonder naar binnen te durven gaan, die een paar weken lang een brief bewaren zonder hem te openen of die er na zes maanden eindelijk toe overgaan een stap te zetten die al een jaar lang noodzakelijk was: zij allen voelen zich soms plotseling door een onweerstaanbare kracht, als een pijl uit de boog, tot handelen gedreven. De moralist en de medicus, die pretenderen alles te weten, kunnen niet verklaren waar zo'n waanzinnige energie bij die luie en genotzuchtige personen zo plotseling vandaan komt; hoe ze, terwijl ze niet in staat zijn de meeste eenvoudige en noodzakelijke taken te volbrengen, opeens de buitensporige moed vinden om de meest absurde en vaak zelfs de meest gevaarlijke handelingen uit te voeren.

Een van mijn vrienden, de onschuldigste dromer die ooit heeft bestaan, heeft eens een bos in brand gestoken om te zien, zei hij, of het vuur met evenveel gemak om zich heen greep als men gewoonlijk beweerde. Het experiment mislukte tot tien keer toe, maar de elfde keer lukte het maar al te goed.

Anderen zijn in staat een sigaar aan te steken naast een kruitvat, om te zien, om te weten, om het lot te beproeven, om zichzelf te dwingen blijk te geven van energie, om te wagen, om het genot van de angst te kennen, om niets, uit grilligheid, uit ledigheid.

Het is een soort energie die voortkomt uit verveling en uit dromerij; en zij in wie deze energie zich zo plotseling openbaart, zijn gewoonlijk, zoals ik al zei, heel indolente en dromerige personen.

Er zijn weer anderen die zo verlegen zijn, dat zij hun ogen zelfs voor de blik van mannen neerslaan, zo bedeesd, dat zij al hun schamele wilskracht bij elkaar moeten rapen om een café binnen te gaan of langs een loket van een schouwburg te lopen, waar de portiers hen met de majesteit van Minos, Aeacus of Rhadamanthus* bekleed lijken, maar die plotseling een oude man die ze tegenkomen in de armen sluiten en hem ten overstaan van de verbaasde menigte omhelzen.

Waarom? Omdat... omdat zij een onweerstaanbare sympathie voelden voor dat gezicht? Misschien; maar het is juister te veronderstellen dat zij zelf niet weten waarom.

Ikzelf ben meerdere malen het slachtoffer geweest van deze buien en opwellingen die ons met recht doen geloven dat boze Geesten in ons sluipen en ons, zonder dat we het weten, hun meest absurde wensen laten uitvoeren.

Op een morgen was ik opgestaan met een slecht humeur, triest, moe van het nietsdoen en gedreven, leek het me, om iets groots te doen, een klinkende daad te verrichten; en helaas, ik opende het venster.

(We moeten niet vergeten dat de neiging tot mystificatie bij sommige mensen niet voortkomt uit opzet of berekening, maar veeleer te herleiden is tot een onverwachte inval. Ze heeft, al was het maar door de heftigheid van het verlangen, sterk te maken met de gemoedsgesteldheid die door medici hysterisch, maar door hen die wat beter nadenken satanisch wordt genoemd en die ons, zonder dat we er weerstand aan kunnen bieden, tot talrijke gevaarlijke of ongepaste daden drijft.)

De eerste de beste die ik op straat opmerkte, was een glazenmaker. In de drukkende en smerige Parijse atmosfeer klonk zijn doordringende, vals klinkende roep op tot waar ik was. Ik zou overigens niet kunnen zeggen waarom ik bij het zien van die arme man door een haat werd gegrepen die even plotseling als despotisch was.

Ik schreeuwde hem toe naar boven te komen. Onderwijl bedacht ik, niet zonder enige vreugde, dat de man wel wat moeite zou hebben om zijn beklimming uit te voeren en op heel wat plaatsen de hoeken van zijn breekbare koopwaar zou stoten, want de kamer bevond zich op de zesde etage en de trap was smal.

Eindelijk verscheen hij. Ik bekeek nieuwsgierig al zijn ruiten en zei hem: 'Hoe zit dat? U hebt geen gekleurde ruiten? Roze, rode of blauwe ruiten, toverruiten, paradijsruiten? Schaamteloze! U durft rond te lopen in de wijken der armen en u hebt zelfs geen ruiten die het leven kleur geven?' Ik duwde hem ruw in de richting van de trap, waar hij mopperend weg stommelde.

Ik ging naar het balkon en greep een kleine bloempot. Toen de man in de deuropening verscheen, liet ik mijn oorlogstuig loodrecht naar beneden vallen, op de achterste rand van zijn pak ruiten. Door de schok viel hij om en hij verbrijzelde onder zijn rug heel zijn armoedige negotie, wat klonk als de inslag van de bliksem in een kristallen paleis.

In de roes van mijn uitzinnige daad riep ik hem woedend toe: 'Het leven kleur geven! Het leven kleur geven!'

Deze opgewonden grappen zijn niet zonder gevaar en je moet ze soms duur betalen. Maar wat doet de eeuwige verdoemenis er toe, als je één seconde het oneindige genot hebt ervaren?

Noot
Minos, Aeacus, Rhadamanthus: Rechters in de Onderwereld


Le mauvais vitrier

Il y a des natures purement contemplatives et tout à fait impropres à l'action, qui cependant, sous une impulsion mystérieuse et inconnue, agissent quelquefois avec une rapidité dont elles se seraient crues elles-mêmes incapables.

Tel qui, craignant de trouver chez son concierge une nouvelle chagrinante, rode lâchement une heure devant sa porte sans oser rentrer, tel qui garde quinze jours une lettre sans la décacheter, ou ne se résigne qu'au bout de six mois à opérer une démarche nécessaire depuis un an, se sentent quelquefois brusquement précipités vers l'action par une force irrésistible, comme la flèche d'un arc. Le moraliste et le médecin, qui prétendent tout savoir, ne peuvent pas expliquer d'où vient si subitement une si folle énergie à ces âmes paresseuses et voluptueuses, et comment, incapables d'accomplir les choses les plus simples et les plus nécessaires, elles trouvent à une certaine minute un courage de luxe pour exécuter les actes les plus absurdes et souvent même les plus dangereux.

Un de mes amis, le plus inoffensif rêveur qui ait existé, a mis une fois le feu à une forêt pour voir, disait-il, si le feu prenait avec autant de facilité qu'on l'affirme généralement. Dix fois de suite, l'expérience manqua; mais, à la onzième, elle réussit beaucoup trop bien.

Un autre allumera un cigare à côté d'un tonneau de poudre, pour voir, pour savoir, pour tenter la destinée, pour se contraindre lui-même à faire preuve d'énergie, pour faire le joueur, pour connaître les plaisirs de l'anxiété, pour rien, par caprice, par désœuvrement.

C'est une espèce d'énergie qui jaillit de l'ennui et de la. rêverie; et ceux en qui elle se manifeste si inopinément sont, en général, comme je l'ai dit, les plus indolents et les plus rêveurs des êtres.

Un autre, timide à ce point qu'il baisse les yeux même devant les regards des hommes, à ce point qu'il lui faut rassembler toute sa pauvre volonté pour entrer dans un café ou passer devant le bureau d'un théâtre, ou les contrôleurs lui paraissent investis de la majesté de Minos, d'Eaque et de Rhadamante *, sautera brusquement au cou d'un vieillard qui passe à côté de lui et l'embrassera avec enthousiasme devant la foule étonnée.

Pourquoi? Parce que... parce que cette physionomie lui était irrésistiblement sympathique? Peut-être; mais il est plus légitime de supposer que lui-même il ne sait pas pourquoi. J'ai été plus d'une fois victime de ces crises et de ces élans, qui nous autorisent à croire que des Démons malicieux se glissent en nous et nous font accomplir, à notre insu, leurs plus absurdes volontés.

Un matin je m'étais levé maussade, triste, fatigué d'oisiveté, et poussé, me semblait-il, a faire quelque chose de grand, une action d'éclat; et j'ouvris la fenêtre, hélas!

(Observez, je vous prie, que l'esprit de mystification qui, chez quelques personnes, n'est pas le résultat d'un travail ou d'une combinaison, mais d'une inspiration fortuite, participe beaucoup, ne fût-ce que par l'ardeur du désir, de cette humeur, hystérique selon les médecins, satanique selon ceux qui pensent un peu mieux que les médecins, qui nous pousse sans résistance vers une foule d'actions dangereuses ou inconvenantes.)

La première personne que j'aperçus dans la rue, ce fut un vitrier dont le cri perçant, discordant, monta jusqu'à moi à travers la lourde et sale atmosphère parisienne. Il me serait d'ailleurs impossible de dire pourquoi je fus pris a l'égard de ce pauvre homme d'une haine aussi soudaine que despotique.

'Hé! hé!' et je lui criai de monter. Cependant je réfléchissais, non sans quelque gaieté, que, la chambre étant au sixième étage et l'escalier fort étroit, l'homme devait éprouver quelque peine à opérer son ascension et accrocher en maint endroit les angles de sa f agile marchandise.

Enfin il parut: j'examinai curieusement toutes ses vitres, et je lui dis: 'Comment? vous n'avez pas de verres de couleur? des verres roses, rouges, bleus, des vitres magiques, des vitres de paradis? Impudent que vous êtes! vous osez vous promener dans des quartiers pauvres, et vous n'avez pas même de vitres qui fassent voir la vie en beau!' Et je le poussai vivement vers l'escalier, où il trébucha en grognant.

Je m'approchai du balcon et je me saisis d'un petit pot de fleurs, et quand l'homme reparut au débouché de la porte, je laissai tomber perpendiculairement mon engin de guerre sur le rebord postérieur de ses crochets; et le choc le renversant, il acheva de briser sous son dos toute sa pauvre fortune ambulatoire qui rendit le bruit éclatant d'un palais de cristal crevé par la foudre.

Et, ivre de ma folie, je lui criai furieusement: 'La vie en beau! la vie en beau!'

Ces plaisanteries nerveuses ne sont pas sans péril, et on peut souvent les payer cher. Mais qu'importe l'éternité de la damnation à qui a trouvé dans une seconde l'infini de la jouissance?