Ze ging naar het kindje toe, met zoete lachjes en lieve
gezichtjes.
Maar het verschrikte kind spartelde tegen onder de
liefkozingen van de afgetakelde vrouw en vulde het huis met zijn gekrijs.
Toen trok het goede mens zich terug in haar eeuwige
eenzaamheid. Huilend in een hoek zei ze tot zichzelf: 'Ach, voor ons,
ongelukkige oude vrouwen, is de tijd om te behagen voorbij; en zelfs
onschuldige kleine kinderen van wie we zouden willen houden, vervullen we met
afschuw!'
Noot
De wanhoop van de
oude vrouw
In tegenstelling tot zijn ambivalente, vaak afkerige
houding ten opzichte van de jonge vrouw, koesterde Baudelaire sterke gevoelens
van genegenheid en mededogen voor de oude vrouw, dat 'geslachtloze wezen dat de
verdienste heeft' - zo schrijft hij in Pauvre
Belgique — 'de geest te vertederen zonder de zinnen te beroeren'. Deze
sympathie komt tot uiting in zijn verzen en in verscheidene prozagedichten (zie
ook Weduwen en Vensters).
Le désespoir de la vieille
La petite vieille
ratatinée se sentit toute réjouie en voyant ce joli enfant à qui chacun faisait
fête, à qui tout le monde voulait plaire; ce joli être, si fragile comme elle, la
petite vieille, et, comme elle aussi, sans dents et sans cheveux.
Et elle s'approcha de
lui, voulant lui faire des risettes et des mines agréables.
Mais l'enfant
épouvanté se débattait sous les caresses de la bonne femme décrépite, et
remplissait la maison de ses glapissements.
Alors la bonne vieille
se retira dans sa solitude éternelle, et elle pleurait dans un coin, se disant:
— "Ah! pour nous, malheureuses vieilles femelles, l'âge est passé de
plaire, même aux innocents; et nous faisons horreur aux petits enfants que nous
voulons aimer!"