'Waarom kijkt u in de spiegel? U weet toch dat u aan
het zien van uw spiegelbeeld geen plezier zult beleven?'
De afschuwelijk lelijke man antwoordt: 'Mijnheer,
volgens de onsterfelijke principes van '89 hebben alle mensen gelijke rechten;
dus heb ik het recht om in de spiegel te kijken; of ik daar plezier aan beleef
of niet is mijn zaak.'
Op grond van het gezonde verstand had ik ongetwijfeld
gelijk, maar vanuit de wet bezien had hij geen ongelijk.
Le miroir
Un homme épouvantable entre et se regarde dans la glace.
' — Pourquoi vous regardez-vous au miroir, puisque vous
ne pouvez vous y voir qu'avec déplaisir?'
L'homme épouvantable me répond: ' — Monsieur, d'après les
immortels principes de 89, tous les hommes sont égaux en droits; donc je
possède le droit de me mirer; avec plaisir ou déplaisir, cela ne regarde que ma
conscience. '
Au nom du bon sens, j'avais sans doute raison; mais, au
point de vue de la loi, il n'avait pas tort.