Dit leven is een ziekenhuis waarin iedere zieke
beheerst wordt door het verlangen van bed te veranderen. De een zou liever ziek
liggen voor de kachel, de ander meent dat een plaats aan het raam hem genezing
zou brengen.
En ik, ik denk dat ik altijd daar wil zijn waar ik niet
ben. Deze kwestie van verhuizen is een onderwerp van onophoudelijke discussie
met mijn ziel.
'Mijn ziel, arme verkilde ziel, zeg eens, wat zou je
ervan denken om in Lissabon te wonen? Het moet daar warm zijn en je zou er weer
levendig worden als een hagedis. Die stad ligt aan het water; ze zeggen dat ze
uit marmer is opgebouwd en dat de bewoners er zo'n hekel hebben aan al wat
plantaardig is, dat ze iedere boom uit de grond rukken. Daar heb je een
landschap naar je hart: een landschap dat bestaat uit licht en mineraal en uit
een vloeibaar element om ze te weerspiegelen.'
Mijn ziel antwoordt niet.
'Je houdt toch zo van rust, terwijl je het oog hebt op
bedrijvigheid. Wil je dan niet in Holland gaan wonen, dat land van geluk? Je
zou je misschien best vermaken in die contreien, waarvan je het beeld zo vaak
bewonderd hebt in de musea. Wat denk je van Rotterdam? Je houdt toch van de
wouden van masten en van de schepen die aan de voet van de huizen liggen
aangemeerd?'
Mijn ziel blijft zwijgen.
'Zou Batavia je misschien meer aanstaan? We treffen er
de Europese geest aan, verbonden met de tropische schoonheid.'
Geen woord. - Zou mijn ziel dood zijn?
'Ben je dan zo afgestompt dat je alleen nog maar
behagen schept in je ellende? Als dat zo is, laten we dan vluchten naar landen
die gelijkenis vertonen met de Dood. - Ik weet het, arme ziel! We pakken onze
koffers en vertrekken naarTorneo.* Nee, laten we nog verder gaan, naar de
verste uiteinden van de Oostzee. Of nog verder van het leven weg als het kan,
laten we ons bivak opslaan op de Noordpool. Daar strijkt het zonlicht nog maar
schuin langs de aarde. De langzame overgangen van licht naar duister vlakken
ieder verschil uit en verhogen de eentonigheid die al de helft van het niets
vormt. Daar kunnen we ons langdurig onderdompelen in de duisternis, terwijl het
noorderlicht zo nu en dan zijn roze bundels op ons afstuurt, als de weerschijn
van een vuurwerk uit de Hel!'
Eindelijk barst dan mijn ziel los en heel wijs
schreeuwt ze: 'Het geeft niet waar! Het geeft niet waar! Als het maar buiten
deze wereld is!'
Noten
Any where out of the world
De titel is ontleend aan Bridge of Sighs van Thomas Hood, dat Baudelaire in 1865 vertaalde.
Hij spelt hier 'any where' als twee woorden.
Torneo:
Finse havenstad, vlak tegen de grens met Zweden gelegen.
Anywhere out of the world
N'importe où hors d u monde
Cette vie est un hôpital ou chaque malade est possédé du désir de changer de lit. Celui-ci voudrait souffrir en face du poêle, et celui-là croit qu'il guérirait à côté de la fenêtre.
Il me semble que je serais toujours bien là où je ne suis
pas, et cette question de déménagement en est une que je discute sans cesse
avec mon âme.
'Dis-moi, mon âme, pauvre âme refroidie, que penserais-tu
d'habiter Lisbonne? Il doit y faire chaud, et tu t'y ragaillardirais comme un
lézard. Cette ville est au bord de l'eau; on dit qu'elle est bâtie en marbre,
et que le peuple y a une telle haine du végétal, qu'il arrache tous les arbres.
Voilà un paysage selon ton goût; un paysage fait avec la lumière et le minéral,
et le liquide pour les réfléchir1.'
Mon âme ne répond pas.
'Puisque tu aimes tant le repos, avec le spectacle du
mouvement, veux-tu venir habiter la Hollande, cette terre béatifiante?
Peut-être te divertiras-tu dans cette contrée dont tu as souvent admiré l'image
dans les musées. Que penserais-tu de Rotterdam, toi qui aimes les forêts de
mâts, et les navires amarrés au pied des maisons?'
Mon âme reste muette.
'Batavia te sourirait peut-être davantage? Nous y
trouverions d'ailleurs l'esprit de l'Europe marié à la beauté tropicale. ' Pas
un mot. — Mon âme serait-elle morte?
'En es-tu donc venue à ce point d'engourdissement que tu
ne te plaises que dans ton mal? S'il en est ainsi, fuyons vers les pays qui
sont les analogies de la Mort. — Je tiens notre affaire, pauvre âme! Nous
ferons nos malles pour Tornéo. Allons plus loin encore, à l'extrême bout de la
Baltique; encore plus loin de la vie, si c'est possible; installons-nous au
pôle. Là le soleil ne frise qu'obliquement la terre, et les lentes alternatives
de la lumière et de la nuit suppriment la variété et augmentent la monotonie,
cette moitié du néant. Là, nous pourrons prendre de longs bains de ténèbres,
cependant que, pour nous divertir, les aurores boréales nous enverront de temps
en temps leurs gerbes roses, comme des reflets d'un feu d'artifice de l'Enfer!'
Enfin, mon âme fait explosion, et sagement elle me crie:
'N'importe où! n'importe où! pourvu que ce soit hors de ce monde!'