Een echt land van Kokanje, waar alles mooi, weelderig,
rustig en rechtschapen is; waar de luxe zich behaaglijk spiegelt in de orde;
waar het leven overvloedig is en zoet om in te ademen; waar wanorde, onrust en
toeval uitgesloten zijn; waar geluk samengaat met stilte; waar zelfs het eten
even poëtisch als overvloedig en opwindend is; waar alles op jou lijkt, mijn
lieve engel.
Ken je die koortsachtige ziekte die zich van ons
meester maakt in tijden van kille ellende, dat verlangen naar een onbekend
land, die angstige nieuwsgierigheid? Er is een streek die op jou lijkt, waar
alles mooi, weelderig, rustig en rechtschapen is, waar de fantasie een westers
China heeft gecreëerd, waar het leven zoet is om in te ademen, waar geluk
samengaat met stilte. Naar dat land moeten we gaan, daar moeten we leven, daar
moeten we sterven!
Ja, daar moeten we ademen, dromen en lange uren doorbrengen
in de oneindige rijkdom aan gewaarwordingen. Een musicus schreef de Uitnodiging
tot de wals;* wie zal de Uitnodiging tot de reis componeren, die men kan
aanbieden aan de geliefde vrouw, aan de uitverkoren zuster?
Ja, in die atmosfeer moet het goed leven zijn, -
daarginds waar de uren trager gaan en meer tot nadenken stemmen, waar de
klokken ernstiger, betekenisvoller en plechtiger het uur van geluk slaan.
Op glanzende panelen of op verguld leer dat een sombere
pracht bezit, leven in alle stilte schilderingen die even gelukzalig, kalm en
diep zijn als de zielen van de kunstenaars die ze voortbrachten. Het licht van
de zonsondergang, dat de eetkamer of de salon zo rijkelijk kleurt, wordt
gefilterd door mooie stoffen of door die hoge, kunstig bewerkte ramen die door
lood in talrijke vakjes worden verdeeld. De meubels zijn groot en vreemd
gevormd en als verfijnde zielen voorzien van sloten en geheime laden. De
spiegels, de metalen voorwerpen, de stoffen, het goud en het zilver en het
aardewerk spelen er voor het oog een stille en mysterieuze symfonie. Uit alle
dingen, uit alle hoeken, uit de spleten van de laden en uit de plooien van de
stoffen komt een zeldzame geur vrij, een herinnering aan Sumatra, die wel de
ziel lijkt van dit vertrek.
Een echt land van Kokanje, zeg ik je, waar alles
weelderig, helder en glanzend is, als een zuiver geweten, als prachtig
keukengerei, als schitterend goud- en zilverwerk, als een bonte verzameling
juwelen! De schatten van de wereld stromen er binnen, zoals in het huis van een
nijver man die zich voor de hele wereld verdienstelijk heeft gemaakt. Een
bijzonder land, superieur aan de andere, zoals de Kunst superieur is aan de
Natuur, waar de natuur getransformeerd wordt door de droom, waar ze wordt
verbeterd, verfraaid en omgesmolten.
Laat ze zoeken, laat ze blijven zoeken, laat ze de
grenzen van hun geluk voortdurend verleggen, die alchemisten van de
bloemkweekkunst! Laat ze prijzen van zestig- of honderdduizend gulden uitloven
aan wie hun ambitieuze problemen zal oplossen! Wat mij betreft, ik heb mijn
zwarte tulp en mijn blauwe dahlia gevonden!
Onvergelijkelijke bloem, nieuw ontdekte tulp, zinnebeeldige
dahlia, moeten we niet daar, in dat mooie land dat zo kalm en dromerig is, gaan
leven en bloeien? Zou je daar niet omgeven zijn door alles wat met je
overeenkomt en je kunnen spiegelen in je eigen gelijkenis, om met de mystici te
spreken?*
Dromen, altijd weer dromen! Hoe ambitieuzer en
fijngevoeliger de ziel, hoe verder de dromen haar verwijderen van wat mogelijk
is. Ieder mens draagt zijn natuurlijke dosis opium in zich, die voortdurend
wordt afgescheiden en onophoudelijk vernieuwd. Hoeveel uren zijn er van onze
geboorte tot aan onze dood, die gekenmerkt worden door werkelijke vreugde, door
geslaagde en weloverwogen daden? Zullen we ooit leven, zullen we ooit
binnenstappen in dat schilderij dat mijn geest heeft geschilderd en dat op jou
lijkt?
Die schatten, die meubels, die weelde, die orde, die
geuren, die wonderbaarlijke bloemen, dat alles ben jij. Ook ben je die grote
rivieren en die rustige vaarten. Die reusachtige schepen die daarop varen,
volgeladen met rijkdommen, en waaruit het eentonig zingen van het tuigwerk
klinkt, zijn mijn gedachten die slapen of die heen en weer deinen op je borst.
Jij leidt ze zachtjes naar de zee die het Oneindige is, terwijl je de diepte
van de hemel in je mooie, klare ziel weerspiegelt; - en wanneer ze, moe van de
deining en volgeladen met producten uit de Oriënt in de thuishaven terugkeren,
zijn het nog steeds mijn gedachten die verrijkt uit het Oneindige terugkeren
naar jou.
Noten
met kunstig
gekweekte en verfijnde planten: Het is duidelijk dat hier
en in het vervolg Nederland model stond voor het droomland dat beschreven
wordt. Baudelaire bedient zich van de clichés over ons land die in de Franse
literatuur van die tijd opgeld deden. Hij kende Nederland niet uit eigen
ervaring. Hij is nooit verder gekomen dan Antwerpen - misschien om de droom
niet te verstoren?
Uitnodiging tot de
wals:
Rondo voor piano van Carl Maria von Weber, Aufforderung
zum Tanz (1819).
om met de mystici
te spreken: Verwijzing naar Emanuel Swedenborg (1688-1772),
Zweeds geleerde en theosoof. Hij plaatste tegenover de wetenschappelijke kennis
een mystieke kennis op grond van verlichting, het zogenaamde illuminisme. In
zijn theorie over de correspondances
(gelijkenissen), waarin hij duidt op de universele analogie die aan de basis
staat van zijn poëzieopvatting, beroept Baudelaire zich herhaaldelijk op
Swedenborg.
L'invitation au voyage
Il est un pays superbe, un pays de Cocagne, dit-on, que
je rêve de visiter avec une vieille amie. Pays singulier, noyé dans les brumes
de notre Nord, et qu'on pourrait appeler l'Orient de l'Occident, la Chine de
l'Europe, tant la chaude et capricieuse fantaisie s'y est donné carrière, tant
elle l'a patiemment et opiniâtrement illustré de ses savantes et délicates
végétations.
Un vrai pays de Cocagne, où tout est beau, riche,
tranquille, honnête; où le luxe a plaisir à se mirer dans l'ordre; où la vie
est grasse et douce à respirer; d'où le désordre, la turbulence et l'imprévu
sont exclus; où le bonheur est marié au silence; où la cuisine elle-même est
poétique, grasse et excitante à la fois; où tout vous ressemble, mon cher ange.
Tu connais cette maladie fiévreuse qui s'empare de nous
dans les froides misères, cette nostalgie du pays qu'on ignore, cette angoisse
de la curiosité'? Il est une contrée qui te ressemble, où tout est beau, riche,
tranquille et honnête, ou la fantaisie a bâti et décoré une Chine occidentale,
où la vie est douce à respirer, où le bonheur est marié au silence. C'est là
qu'il faut aller vivre, c'est là qu'il faut aller mourir!
Oui, c'est là qu’il faut aller respirer, rêver et
allonger les heures par l'infini des sensations. Un musicien a écrit l'Invitation à la valse; quel est celui qui composera l'Invitation au voyage, qu'on puisse offrir à la femme aimée, à la
sœur d'élection ?
Oui, c'est dans cette atmosphère qu'il ferait bon vivre,
— là-bas, où les heures plus lentes contiennent plus de pensées, où les horloges
sonnent le bonheur avec une plus profonde et plus significative solennité.
Sur des panneaux luisants, ou sur des cuirs dorés et
d'une richesse sombre, vivent discrètement des peintures béates, calmes et
profondes, comme les âmes des artistes qui les créèrent. Les soleils couchants,
qui colorent si richement la salle à manger ou le salon, sont tamisés par de
belles étoffes ou par ces hautes fenêtres ouvragées que le plomb divise en
nombreux compartiments. Les meubles sont vastes, curieux, bizarres, armés de
serrures et de secrets comme des âmes raffinées. Les miroirs, les métaux, les
étoffes, l'orfèvrerie et la faïence y jouent pour les yeux une symphonie muette
et mystérieuse; et de toutes choses, de tous les coins, des fissures des
tiroirs et des plis des étoffes s'échappe un parfum singulier, un revenez-y de
Sumatra, qui est comme l'âme de l'appartement.
Un vrai pays de Cocagne, te dis-je, où tout est riche,
propre et luisant, comme une belle conscience, comme une magnifique batterie de
cuisine, comme une splendide orfèvrerie, comme une bijouterie bariolée! Les
trésors du monde y affluent, comme dans la maison d'un homme laborieux et qui a
bien mérité du monde entier. Pays singulier, supérieur aux autres, comme l'Art
l'est à la Nature, où celle-ci est réformée par le rêve, où elle est corrigée,
embellie, refondue.
Qu'ils cherchent, qu'ils cherchent encore, qu'ils
reculent sans cesse les limites de leur bonheur, ces alchimistes de
l'horticulture! Qu'ils proposent des prix de soixante et de cent mille florins
pour qui résoudra leurs ambitieux problèmes!
Moi, j'ai trouvé ma tulipe noire et mon
dahlia bleu!
Fleur incomparable, tulipe retrouvée, allégorique dahlia,
c'est là, n'est-ce pas, dans ce beau pays si calme et si rêveur, qu'il faudrait
aller vivre et fleurir? Ne serais-tu pas encadrée dans ton analogie, et ne
pourrais-tu pas te mirer, pour parler comme les mystiques, dans ta propre correspondance?
Des rêves! toujours des rêves! et plus l'âme est
ambitieuse et délicate, plus les rêves l'éloignent du possible. Chaque homme
porte en lui sa dose d'opium naturel, incessamment sécrétée et renouvelée, et,
de la naissance à la mort, combien comptons-nous d'heures remplies par la
jouissance positive, par l'action réussie et décidée? Vivrons-nous jamais, passerons-nous
jamais dans ce tableau qu'a peint mon esprit, ce tableau qui te ressemble?
Ces trésors, ces meubles, ce luxe, cet ordre, ces
parfums, ces fleurs miraculeuses, c'est toi. C'est encore toi, ces grands
fleuves et ces canaux tranquilles. Ces énormes navires qu'ils charrient, tout
chargés de richesses, et d'où montent les chants monotones de la manœuvre, ce
sont mes pensées qui dorment ou qui roulent sur ton sein. Tu les conduis
doucement vers la mer qui est l'Infini, tout en réfléchissant les profondeurs
du ciel dans la limpidité de ta belle âme; — et quand, fatigués par la houle et
gorgés des produits de l'Orient, ils rentrent au port natal, ce sont encore mes
pensées enrichies qui reviennent de l'Infini vers toi.